Om van de fiscale – en daarmee financiële – voordelen die de Natuurschoonwet biedt gebruik te kunnen maken, moet een landgoed en de eigenaar aan een aantal voorwaarden voldoen. De hoofdvoorwaarden zijn als volgt samen te vatten:
- Om als landgoed te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een aaneengesloten gebied van 5 hectare;
- Minimaal 30% van de oppervlakte dient te bestaan uit bos óf natuur;
- De gebouwen dienen functioneel te zijn, Rijksmonumentaal óf een bouwjaar voor 1950 te kennen;
- Het gebruik van gebouwen en terreinen mag het natuurschoon niet aantasten.
De wet zou echter de wet niet zijn, indien er geen uitzonderingen worden gemaakt op bovenstaande hoofdregels:
- Voor buitenplaatsen geldt een minimale oppervlakte-eis van 1 hectare;
- Voor aanleun- of samenwerkingslandgoederen geldt vanaf 1 januari 2021 ook een minimale oppervlakte-eis van 1 hectare.
En uiteraard zijn ook op bovenstaande regels weer uitzonderingen:
- Voor aanleunlandgoederen die zijn uitgegeven in erfpacht en waarbij de bloot eigenaar de volledig eigenaar van het ‘hoofdlandgoed’ is, geldt géén minimale oppervlakte;
- Voor gedeelten van buitenplaatsen geldt ook géén minimale oppervlakte.
Naast bovenstaande hoofdregels zijn ook de specifieke eisen waaraan terreinen en gebouwen dienen te voldoen vastgelegd in het Rangschikkingsbesluit. Hoe ingewikkeld bovenstaande ook mag lijken, de praktijk laat zien dat er veel mogelijk is. De financiële voordelen kunnen daarbij aanzienlijk zijn.
Mommers Landgoedadvies kan putten uit honderden referentiesituaties en levert met maatwerkoplossingen het maximale resultaat. Benieuwd wat we voor u kunnen betekenen? Neem vrijblijvend contact met ons op!